December was ook vroeger in het gezin een belangrijke maand, Sinterklaas, Kerstmis en Nieuwjaar. Oud- en Nieuwjaar gaat in mijn herinnering over wafels en de nieuwjaarsbrief.
Op Oudjaarsdag stond mijn moeder tot laat in de avond wafels te bakken met de wafelpan. We hadden samen met de buren één wafelpan. Het was er een die je gemakkelijk kon kantelen, zodat de wafels aan beide zijden gelijkmatig werden gebakken. Ik zie mijn moeder nog staan aan het met hout gestookte fornuis en het deeg in de pan doen. Aan de zijkanten van de pan kwam er altijd wat deeg uit. Wij stonden er heel alert bij om die gebakken uitsteeksels af te breken en op te eten. Het was het lekkerste van de wafel!
Er werden flinke stapels wafels gebakken. Op Nieuwjaardag mochten we zo veel wafels eten als we wilden. Dat was onvergetelijk lekker.
Maar voor die smulpartij was er eerst nog de Nieuwjaarsmorgen. Het was in mijn geboortestreek een wedstrijdje om als eerste “Zalig Nieuwjaar” te wensen. Wij noemden dat ‘afwinnen’: proberen je ouders eerder “Zalig Nieuwjaar” te wensen, dan dat zij dit jou konden wensen. Bij moeder lukte dat meestal wel omdat zij ons de winst gunde en daar stiekem aan meewerkte. Moeder was al vroeg beneden bezig in de keuken en deed alsof ze ons niet naar beneden zag of hoorde komen. Vader wilde ons graag afwinnen. Hij bleef iets langer in bed en als wij allemaal in de keuken waren, klom hij uit het slaapkamerraam en kon ons allemaal verrassen en afwinnen.
Als onze ouders klaar waren met het vee verzorgen, moesten we om de beurt onze nieuwjaarsbrief voor lezen. De nieuwjaarsbrief was met de grootste zorg op school gemaakt met een mooi handschrift. Schoonschrijven: dun lijntje omhoog en dik lijntje naar beneden. Nadat we allemaal onze beste wensen hadden uitgesproken en onze ouders onze beloften om het komende jaar nog braver te zijn hadden geïncasseerd, gingen we naar de Hoogmis in Grubbenvorst.
Wij hadden veel familie in Broekhuizen wonen, op zes plaatsen op de Stokt. Daaronder waren de nodige peetooms en peettantes. Mijn peetoom – oom Thei – woonde op de Stokt, evenals als mijn peettante – tante Bertha -. Ook voor peetoom en peettante schreven we een nieuwjaarsbrief. Na de middag gingen we met fiets of bus naar Broekhuizen en dan te voet naar de Stokt. En daar gingen de kinderen Huys allemaal hun eigen weg naar de betreffende peetoom of peettante. Ik ging altijd eerst naar tante Bertha met mijn beste wensen en met de hoop een centje te krijgen. Dat centje werd altijd wel een gulden en ook nog wat oliebollen en wafels. Na wat stoeien met neefjes en nichtjes vertrok ik weer om ook oom Thei te bezoeken.
Oom Thei had geen kinderen. Hij was een ‘suikeroom’ en werd in de familie dus veel gevraagd als peetoom, maar dat weet ik niet zeker. Bij oom Thei werd het spreekwoordelijke centje meestal een rijksdaalder. De laatste keer dat ik voor hem mijn nieuwjaarsbrief heb gelezen, kreeg ik ook nog een citroentje met suiker. Dat moet in 1951 of 1952 zijn geweest. Het was een belangrijke gebeurtenis omdat ik me daardoor “bij de groten” voelde horen. Na de nodige wafels, oliebollen en een verstandig gesprek (vond ik..), zocht ik mijn broers en zussen om gezamenlijk met de fiets of bus weer naar Grubbenvorst te reizen. Het was al pikdonker als we thuis kwamen, maar we waren verzadigd en we hadden een dikke portemonnee.
Mijn moeder had de Nieuwjaarsbrief uit 1950 bewaard. Ik ben heel blij dat ze dat heeft gedaan en dat ik hem heb gevonden na haar overlijden in 1982.
Jan Huys.